Waarom ik mijn dochter op kamers niet heel erg mis
Ze is verhuisd. Een flatje in de Bijlmer, met nog vier studenten. Geen dorpse kerkklok, maar bulderende Boeings houden haar tegenwoordig wakker. Alhoewel. Slaapt ze überhaupt?
Mijn dochter is gevlogen. Niet voorzichtig, zoals toen ze leerde lopen, maar vol erin. Het studentenleven omarmend. Een kroegentocht? Waar? Paradiso en de Melkweg. Kijk nou, hoe dichtbij!
En ik moedig haar aan.
Ze vertelt me niet alles. Maar ik weet dat haar fiets inmiddels is geruïneerd, de fietsberging geforceerd en ze al vaak verrot gescholden is in het verkeer. Ze kreeg een nachtelijke mail over een sterfgeval onder haar medestudenten en volgde een schokkend practicum anatomie. Het echte leven. Zeg maar.
Op een feestje vertel ik dat ze het weekend niet thuis is. Een partyweekend van de studievereniging. Drie moeders staren mij bezorgd aan als ik vertel dat ik niet precies weet wáár.
Dus je weet niet waar ze nu is. En ook niet met wie?
Ehm… nee.
En daar in die Bijlmer, had je niet beter ergens anders een kamer kunnen zoeken?
Ehm… nou, ze heeft deze zelf uitgezocht.
Stuur haar dan een appje, dan weet je in ieder geval waar ze is.
Ik stuur een what’s app. Omdat zij het zeggen, maar het blijft bij één vinkje. Thuis denk ik na.
Ben ik raar? Waarom herken ik niets in die bezorgdheid? Waarom mis ik haar, maar niet heel erg? Ja, het is stil in huis. Maar de reden lijkt me een feestje waard. Dit is wat iedere ouder toch wil? Een zelfstandige meid die met een gezond vertrouwen de wereld inkijkt.
Ik bel haar. Een schorre kraai neemt op: Hi.
Hey liefje, hoe is het?
Goed! Het weekend was zo vet! We zaten in Bakkeveen. Of all places, geen wifi, perst ze er hees uit.
En, oh ja. Wil jij een artikel van mij redigeren? Op grammatica alleen, het is namelijk wetenschappelijk. Dat je het niet populair gaat herschrijven.
Ik glimlach. My girl. Zij kan dit gewoon.